Een meteoor of vallende ster is een kortstondig lichtspoor aan de hemel dat men ziet wanneer een klein stofdeeltje (een meteoroïde) op ca. 100 km hoogte met een enorme snelheid (tot tientallen kilometers per seconde) in de atmosfeer van de Aarde terecht komt. De meteoroïde wordt door de atmosfeer afgeremd. Door de enorme wrijvingskrachten die hierbij ontstaan wordt het deeltje uiteengerukt tot losse moleculen en "verdampt" het als het ware volledig. Bij lichamen groter dan het gemiddelde atmosferische vrije pad (10 cm tot verscheidene meters) wordt dit zichtbare licht veroorzaakt door de hitte als gevolg van ram pressure, en niet door wrijving, zoals meestal aangenomen wordt. De wrijvingskrachten doen bovendien ook de omringende lucht oplichten, zoals een elektrische stroom het gas in een buislamp. Er is dus een ionisatie van de omliggende luchtkolom. Het lichtspoor dat ontstaat wekt de illusie van een ster die zich plotseling snel verplaatst of naar beneden valt, vandaar ook de benaming vallende ster.
Een deeltje ter grootte van een erwt geeft al een bijzonder heldere lichtstreep. Een zeer helder lichtspoor (helderder dan de planeet Venus) wordt ook wel een vuurbol of bolide genoemd.
Meteoroïden vallen 24 uur per dag de atmosfeer binnen, in de ochtenduren meer, maar de lichteffecten zijn (behalve in zeer uitzonderlijke gevallen) alleen 's nachts te zien.
Meteoren kunnen afzonderlijk komen, maar ook in zwermen of sterrenregens, bijvoorbeeld de Leoniden of Perseïden.
Soms is een meteoroïde zo groot dat het niet volledig in de atmosfeer verdampt. Er valt dan een gedeelte (eventueel in stukken) op Aarde. Dit wordt dan een meteoriet genoemd. Dit gebeurt echter zeer zelden. De brokstukken van zulke meteoroïden zijn zeer waardevol voor het astronomisch onderzoek naar het ontstaan van ons zonnestelsel.